donderdag 23 juli 2015

‘Van der Boom appears not to be eager for the discussion’. Helaas nog een keer Evelien Gans en Remco Ensel 

Wie de discussie over mijn boek heeft gevolgd, weet dat prof. Evelien Gans en dr. Remco Ensel, beide deskundigen op het gebied van antisemitisme, mijn meest fanatieke critici zijn. In niet minder dan drie lange artikelen en een opiniestuk in NRC/Handelsblad beschuldigen ze mij van het manipuleren van bronnen, het over een kam scheren van slachtoffers en omstanders (‘nivellering’), cirkelredeneringen, het negeren van tegenstrijdigheden in de dagboeken, het ‘ontkennen’ van het belang van antisemitisme, het bedrijven van onverantwoordelijke what if geschiedschrijving en nog zo wat lelijks. 


Ik vond die stukken uiterst vreemd, omdat Gans en Ensel weliswaar de indruk wekken dat er niets deugt van mijn boek, maar tegelijkertijd nauwelijks ingaan op mijn concrete argumentatie; wat staat er in de bronnen, wat kunnen we daaruit afleiden? Gevolg is dat geheel onduidelijk blijft met welke van mijn conclusies ze het nu oneens zijn, laat staan waarom. In plaats van een weerlegging van mijn argumentatie krijgt de lezer een lange reeks quasi-methodologische bezwaren gepresenteerd. Dat is retorisch waarschijnlijk een goede zet: het klinkt geleerd en fundamenteel. Als de methodologie al niet klopt, zo moet de geïmponeerde lezer denken, dan hoeven we ons over de concrete bewijsvoering niet meer te bekreunen. Wie iets kritischer leest, ziet echter dat Gans en Ensel voor al hun boude beweringen geen bewijs leveren. 

Om de discussie naar een iets hoger plan te tillen nodigde ik de auteurs eind 2013 en nogmaals in maart 2014 uit om hun kritiek te onderbouwen met voorbeelden, en uit te leggen welke van mijn conclusies niet deugen en waarom – met daarbij de belofte hun reactie onverkort hier te publiceren. Zij antwoordden dat er nu wel genoeg gezegd was - een curieuze opvatting omdat ze er niet bij vertelden waar ik de ontbrekende onderbouwing van hun beweringen dan wel kon vinden. 

Nu blijken Gans en Ensel in december 2014 een omvangrijk Engelstalig stuk over mijn boek online te hebben gezet. Een gouden gelegenheid, zou je denken, om alsnog  duidelijk te maken waar ik nu precies ongelijk heb. Maar helaas: het artikel is gewoon een vertaling van passages uit eerdere stukken, gaat wederom met geen woord in op mijn argumentatie en herhaalt alle aantijgingen zonder daarvoor bewijs te leveren. 

Zo herhalen Gans en Ensel, om maar een voorbeeld te geven, dat mijn boek op een cirkelredenering is gebaseerd. Dat gaat zo: 
“I wonder”, he said in an interview “whether [civil servants] would have obeyed just as easily if the Germans had asked: „Could you draw up a list of names? So that we can gas those people. That also applies to the Jewish Council.” This quote, but also Van der Boom's book, shows a circular argument: if people had had knowledge, they would have acted – since they did not act, they had no knowledge.  
Maar dat laatste staat er helemaal niet: ik zeg niet dat passiviteit onwetendheid bewijst (dat bewijs haal ik uit dagboeken), ik speculeer of onwetendheid passiviteit zou kunnen verklaren. Zo is het boek ook opgebouwd: pas in het laatste hoofdstuk komt gedrag aan bod; alle conclusies over wat men wist zijn dan al getrokken. Die volgorde is bewust gekozen om een cirkelredenering te voorkomen. Gans en Ensels uiterst fundamenteel klinkende aantijging is klinkklare onzin, zoals ik hen al eerder heb uitgelegd. En wat gebeurt er dan: ze reageren niet, en een tijdje later schrijven ze gewoon opnieuw dat mijn boek een cirkelredenering is, wederom zonder enige onderbouwing. Je zou van wetenschappers, onder wie een hoogleraar, wat meer discipline verwachten.

Waar Gans en Ensel opnieuw veel werk van maken is 'nivellering', het over een kam scheren van omstanders en slachtoffers. Wederom kan ik geen enkel voorbeeld daarvan vinden. Wel maken Gans en Ensel uitgebreid bezwaar tegen het feit dat ik Joodse dagboekschrijvers 'gebruik' om de passiviteit van de omstanders te 'legitimeren'. Want, zeggen zij, ik veronderstel dat sommige omstanders aarzelden om onderduik aan Joden te bieden uit een verkeerde inschatting van de risico's, terwijl het voornaamste bewijs dat ik daarvoor lever is dat de slachtoffers vanuit die verkeerde inschatting aarzelden om onderduik te nemen. Maar die twee groepen verkeerden in geheel verschillende posities. 

Dat is allemaal waar, maar dat verschil in positie - dat ik overigens uitgebreid belicht - versterkt de kracht van het bewijs juist. Als omstanders hadden geschreven dat onderduiken onverstandig was omdat dat de overlevingskansen van de slachtoffers zou schaden, dan zou dat op ons weinig indruk maken: die inschatting komt hen immers goed uit omdat het hun afzijdigheid rechtvaardigt. Juist het feit dat de slachtoffers betwijfelen of onderduiken wel in hun eigen belang is, is veelzeggend. Dat zij, die alle reden hebben om deportatie te vrezen, zich toch voor kunnen stellen dat onderduiken nog gevaarlijker is, bewijst hoe plausibel die gedachte was. En dan is toch heel waarschijnlijk dat omstanders, die alleen risico liepen bij onderduik, die inschatting deelden. Ook dit heb al eerder aan Gans en Ensel uitgelegd, maar dat leverde zoals gebruikelijk geen respons op. Ook nu gaan ze er met geen woord op in. Je zou haast denken dat de kwestie hen niet echt interesseert. 

Is dit allemaal al weinig verheffend, ronduit stuitend is het feit dat Gans en Ensel mij opnieuw allerlei idiote opvattingen in de mond leggen, die ik stuk voor stuk al eerder heb tegengesproken.  

Dat gaat bijvoorbeeld zo.  

In een stuk van mij in de Groene bekritiseerde ik het feit dat Evelien Gans in een eerdere polemiek met Chris van der Heijden diens – zeer foute – vader erbij haalde. Ik schrijf dan:  
Nu is Van der Heijdens visie op de oorlog ongetwijfeld beïnvloed door het feit dat zijn vader SS’er was (hoe vaak hij dat ook ontkent). Maar wat dan nog? Mijn visie op de oorlog is beïnvloed door het feit dat mijn vader heel aardig en optimistisch was en het zou me zeer verbazen als Gans’ visie op de oorlog niet is beïnvloed door het feit dat haar vader joods was. Zo hebben we allemaal onze eigenaardigheden, die in zekere mate verklaren waarom wij verschillende opvattingen hebben, maar niets zeggen over de houdbaarheid daarvan. Voor een wetenschappelijk debat zijn onze achtergronden en onze intenties dus irrelevant. 

Gans en Ensel maken daarvan: 
With this disparate characterization of three fathers, Van der Boom makes it known that he, as opposed to Gans and Van der Heijden, has no transgenerational involvement in World War II… Devoid of involvement, Van der Boom seems to equate the position of the bystander with the objective position of the historian. 
Dus als ik zeg dat het er niets toe doet wie onze vaders zijn, maken Gans en Ensel daarvan dat ik denk objectiever te zijn vanwege wie mij vader is – knap interpretatiewerk. En vervolgens bouwen ze op die bizarre lezing voort door mij een zo mogelijk nog idioter idee in de schoenen te schuiven, namelijk dat ik de omstander zie (of in ieder geval: ‘lijk’ te zien) als objectief historicus. Niet dat ze daar enig bewijs voor hebben, maar een kniesoor die daar op let. Anything goes. 

Ander voorbeeld. In het Historisch Nieuwsblad werd mij de vraag gesteld hoe ik het overheersende beeld van de onverschillige omstander heb getoetst aan de werkelijkheid, waarop ik antwoordde: 
Door niet te kijken wat Nederlanders tijdens de bezetting deden, want dat is vaak multi-interpretabel, maar naar wat zij dachten.
Bij Gans en Ensel wordt dat:
In an interview he surprisingly argues that deeds are ambiguous, not thoughts. 
Ook fraai is de volgende: ik beschrijf uitgebreid hoe onvoorstelbaar de werkelijkheid van industriële vernietiging destijds was, hetgeen verklaart waarom geen enkele van mijn dagboekschrijvers de 'op zichzelf simpele gedachte' verwoordt dat de gedeporteerden niet te werk gesteld worden, maar direct vermoord. Dat levert bij Gans en Ensel de volgende passage op:
there were no eye witnesses, no photos, no film, and there was ample reason for hesitation and negation in the face of something so hard to comprehend. But Van der Boom writes that it all comes down to an “in itself simple thought – the Jews are not put to work but killed on arrival”. Just as superficially as he reduces the awareness of systematic extermination to a “simple thought”... 

Je moet maar durven. Het is allemaal tamelijk deprimerend, maar nu we toch bezig zijn, nog eentje. Ik heb ergens gezegd dat critici als Gans en Ensel of Vuijsje simpelweg niet ingaan op mijn argumenten en dat de kans dat ze dat alsnog gaan doen niet groot is. Gans en Ensel maken daarvan:
Bart van der Boom himself is not convinced that the matter has been seriously debated and he deems “the odds” that this will still occur “small”. 

Hier schilderen Gans en Ensel mij dus af als arrogante kwast die niet gelooft dat iemand iets zinnigs gaat inbrengen. ‘Van der Boom appears not to be eager for the discussion’, concluderen Gans en Ensel vervolgens doodleuk. Zouden zij, die dit blog lezen die ik tweemaal tevergeefs heb uitgenodigd om er een bijdrage aan te leveren, dit nu zelf geloven? Het is moeilijk voorstelbaar. Dus waarom zeggen ze dit dan? En al die andere evidente flauwekul? Ik kan maar een reden bedenken: omdat ze het belangrijker vinden om mij te diskwalificeren als een onsympathiek mannetje met zotte ideeen, dan om een inhoudelijke discussie te voeren.  

Dat is ook het meest teleurstellend aan dit alles. Terwijl Gans en Ensel reuze wetenschappelijk klinken, met hun looiige formuleringen, namedropping en overdaad aan voetnoten, tonen ze nauwelijks echte wetenschappelijke belangstelling; ze doen geen enkele moeite om door middel van een zinnige discussie het verleden beter te begrijpen. Dat hoeft ook niet, want ze weten al hoe het zit: de omstanders hebben de Joden gewoon laten stikken, uit lamlendigheid en antisemitisme. Wie iets anders beweert deugt niet en moet bestreden worden. Dat is geen wetenschap, dat is herinneringspolitiek.

Geen opmerkingen: