woensdag 6 januari 2016

Zo komen we niet verder. Nog een opmerking over Frits Botermans Duitse Daders

Eigenlijk zegt dit blog steeds opnieuw hetzelfde, namelijk: 'gaan we nu een keer serieus discussiƫren, of hoe zit dat?' Volgens mij is het debat over mijn boek en over het onderwerp van mijn boek verontrustend arm aan argumentatie. Dat geldt ook voor Duitse Daders van Frits Botermans, zoals ik hier gisteren uitlegde: hoewel duidelijk is dat hij mijn boek weinig zinnig acht, gaat zijn betoog aan mijn argumentatie geheel voorbij.

Dat zie je ook op het concrete niveau van de bronnen. Hoewel Boterman zich bijna geheel richt op het aanbod van informatie, en nauwelijks iets zegt over de receptie daarvan, haalt hij twee dagboekschrijvers aan om zijn stelling te ondersteunen dat men in essentie wel wist wat er gebeurde: Anne Frank en Mirjam Bolle. Beiden komen uiteraard ook in mijn boek voor.

Over Anne Frank schrijf ik op p.372 dat zij in een op 9 oktober 1942 gedateerde, maar in werkelijkheid in het voorjaar van 1944 toegevoegde passage noteerde dat de Engelse radio 'sprak' van vergassing, maar dat zij in precies diezelfde tijd zich boos maakte over het gerucht dat de Duitse Joden die voor de oorlog naar Nederland waren gekomen ‘en nu in Polen zitten’, na de oorlog niet zouden mogen terugkeren - hetgeen natuurlijk niet te verenigen is met de gedachte dat iedereen in Polen werd vergast - en dat dus onduidelijk is wat Anne nu precies dacht of wist. Boterman schrijft desondanks: Anne 'sprak al op 9 oktober 1942 in haar dagboek van "vergassing"', en impliceert dat zij dus wel wist hoe de vork in de steel zat [380]. 

Mirjam Bolle komt in mijn boek uitgebreid ter sprake [o.a. 332-334, 400] omdat haar dagboek loepzuiver laat zien dat zij niet wil onderduiken omdat ze denkt dat dat gevaarlijker is dan opgeborgen worden in 'het Auschwitzreservaat' - hoewel ze ook daar niet heen wil omdat 'het maanden zal duren, na de oorlog, voordat je er dan uit komt.' Mirjam Bolle, kortom, spreekt Botermans overtuiging dat men wel genoeg wist vrij eloquent tegen. Desalniettemin schrijft hij op pagina 371 dat uit haar dagboek blijkt 'dat vele Joden de radioberichten uit Londen uiterst serieus namen', doelend op de beroemde geallieerde verklaring van december 1942 over de 'uitroeiing' van de Joden.

Nu vroeg ik mij af waar ze dat dan zegt, maar de bijbehorende noot verwijst slechts naar haar dagboek, zonder paginanummer (iets waarvoor Boterman, denk ik, een student op zijn vingers zou tikken). Waarschijnlijk heeft Boterman deze opmerking ook niet ontleend aan het dagboek, maar aan Guus Meershoek, die in De Groene schreef:
Uit onder meer het door Van der Boom wel bestudeerde maar in zijn studie niet aangehaalde dagboek van Mirjam Bolle weten we dat in Amsterdam vele joden dit bericht uiterst serieus namen.
Dit bedoel ik nou. Eerst leest Guus mijn boek zo slecht dat hij tientallen verwijzingen naar Mirjam Bolle over het hoofd ziet, dan legt hij haar een opvatting in de mond die niet strookt met haar dagboek en dat neemt Boterman dan weer ongezien over. En zo dient een dagboekschrijfster die duidelijk geen idee heeft wat deportatie betekent als bewijs voor de stelling dat men heel goed besefte wat er gaande was.

Zo komen we dus niet verder.

Geen opmerkingen: