zaterdag 7 februari 2015

'Een naïeve, principieel naar binnengekeerde geschiedsbeoefening'.
Rineke van Daalen op haar blog. 
 
Aangezien ik mij dit academisch jaar aan geheel niet-academische zaken wijd - ik ben tijdelijk mijn eigen aannemer - heb ik dit blog wat laten versloffen. De komende weken een update van de reacties van de afgelopen maanden, en, bij wijze van afsluiting, een terugblik op de hele discussie. 
Allereerst een vrij recente reactie. Rineke van Daalen, een sociologe voorheen verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, schrijft op haar blog een 'late kritiek'.
Die komt er op neer dat ik mijn vraag en bronnenmateriaal geen recht doe door geen gebruik te maken van inzichten uit de sociale wetenschappen. Er was een tijd - haar studietijd, de jaren zeventig - schrijft ze, dat de geschiedenis en de sociale wetenschappen naar elkaar toe leken te groeien, en mijn boek toont aan hoe jammer het is dat die trend niet heeft doorgezet. 


Daar zijn echter goede redenen voor. Ten eerste heeft de sociologie, psychologie of antropologie naar mijn indruk weinig harde, gevalideerde kennis opgeleverd. Over menig verschijnsel bestaan geheel verschillende theorieën. Theorie, prima, maar welke theorie? 

Van Daalen geeft het antwoord: 'Verdringing, afweer, schaamte, cognitieve dissonantie, selectieve perceptie – zulke sociaal-psychologische begrippen zijn onmisbaar in een analyse van deze oorlogsdagboeken'. Allemaal concepten dus die er van uit gaan dat mensen zich afsluiten voor onaangename of bedreigende informatie. Als dat een wetmatigheid zou zijn, zou ik daar natuurlijk rekening mee moeten houden.  

Maar het is geen wetmatigheid. Ongetwijfeld zijn er mensen die, om maar een voorbeeld te noemen, een terminale diagnose verdringen en doen alsof er niets aan de hand is. Maar de meeste mensen doen dat niet. Sommige kampoverlevenden verdrongen hun verleden. Anderen hadden dat graag gedaan, maar konden het niet. Weer anderen praatten de rest van hun leven nergens anders meer over. Sommige deskundigen, zoals Willem Wagenaar, menen zelfs dat verdringing helemaal niet bestaat.  

Van Daalen zegt afkeurend dat ik 'afstand van de psychologie'  neem door verdringing een ‘glibberig en omstreden begrip’ te noemen, maar volgens mij vinden vele psychologen dat ook. En dat maakt het toepassen van zo'n begrip riskant. Van Daalen denkt dat je ermee 'de diepte' in gaat. Zou kunnen. Maar het kan je ook op een dwaalspoor brengen. 

Een tweede reden dat vele historici, onder wie ik, huiverig staan tegenover toepassing van sociaalwetenschappelijke theorie, is dat deze vaak data vereist van een systematiek en nauwkeurigheid die met vragenlijsten en experimenten misschien te verkrijgen zijn, maar met historisch bronnenonderzoek niet. Ook dat probleem illustreert Van Daalen in haar stuk. Ze oppert allerlei vragen die ik had moeten stellen en beantwoorden:  

Hoe reageerden verschillende categorieën mensen op de Bezetting en de Jodenvervolging? Hoe gedroegen ze zich? Hoe keken ze naar hun eigen gedrag, wat dachten ze daarover, wat voelden ze daarbij? Hoe verdedigden ze hun gedrag voor zichzelf en voor anderen? Welke dilemma’s deden zich daarbij voor? Ik ben benieuwd naar de antwoorden, maar in dit boek zijn die niet te vinden.

Ik ben ook benieuwd naar de antwoorden, maar ik zou niet weten waar ik ze moest vinden. Hoe denkt Van Daalen er achter te komen hoe mensen die reeds lang dood zijn hun eigen gedrag rechtvaardigden, en dat dan ook nog uitgesplitst naar 'categorie'? Zelfs biografen die zich jaren, zo niet decennia in een enkel persoon verdiepen kunnen dergelijk vragen vaak niet beantwoorden.   

Wat Van Daalen wil, lijkt me, is speculatie over schuldgevoel en verdringing. Prima, maar presenteer dat niet als een 'open' houding, laat staan als de enige waarlijk wetenschappelijke aanpak.




 
 

Geen opmerkingen: